De vuurrede

Adittapariyaya sutta Samyutta Nikaya 35:28.

Aldus heb ik gehoord.
Eens verbleef de Boeddha in Gaya, in Gayasisa,
samen met duizend monniken.
Hij wendde zich tot de monniken en sprak:
Monniken, alles staat in brand.
En wat staat er dan in brand?
Het oog staat in brand, zichtbare vormen staan in brand,
het visuele bewustzijn brandt,
gezichtsindrukken branden.
Branden doet ook elke aangename, onaangename of of noch-aangename-noch- onaangename gewaarwording die vanuit de gezichtsindrukken ontstaat, geconditioneerd door de indrukken.
Ook die brandt.
Waardoor in brand gestoken?
In brand gestoken door het vuur van begeerte,
door het vuur van haat,
door het vuur van waanideeën.
Ik zeg dat het in brand staat door geboorte,
ouderdom en dood,
door zorgen, weeklagen,
pijnen, smart en wanhoop.
Het oor brandt, geluiden branden.
De neus brandt, geuren branden.
De tong brandt, smaken branden.
Het lichaam brandt, tastbare objecten branden.
De geest brandt, gedachten branden.
Het geestelijke bewustzijn brandt.
Geestelijke indrukken branden.
Ook elke aangename, onaangename of noch-aangename-noch-onaangename gewaarwording die ontstaat vanuit geestelijke indrukken,
als onmisbare voorwaarde ook die brandt.
Waardoor in brand gestoken?
In brand gestoken door het vuur van begeerte,
door het vuur van haat, door het vuur van waanideeën.
Ik zeg dat het brandt door geboorte,
ouderdom en dood,
door zorgen, weeklagen,
pijn, smart en wanhoop.
Monniken, als een edele leerling die de waarheid heeft gehoord, de dingen zo ziet, ontdekt hij begeerte in het oog,
ontdekt hij begeerte in vormen,
ontdekt hij begeerte in visueel bewustzijn,
ontdekt hij begeerte in visuele indrukken.
In wat er ook maar aangenaam of onaangenaam is,
of noch-onaangenaam-noch-aangenaam dat vanuit de visuele indrukken ontstaat, als onmisbare voorwaarde,
ook daarin ontdekt hij begeerte.
Hij ontdekt begeerte in het oor,
in geluiden.
Hij ontdekt begeerte in de neus,
in geuren.
Hij ontdekt begeerte in de tong,
in smaken.

Hij ontdekt begeerte in het lichaam, in tastbare dingen,
Hij ontdekt begeerte in de geest, ontdekt begeerte in ideeën,

ontdekt begeerte in bewustzijn,
ontdekt begeerte in mentale indrukken,
en in wat er ook maar aangenaam of onaangenaam is,
of noch-onaangenaam of aangenaam,
dat ontstaat door contact met de geest als onmisbare voorwaarde,
ook daarin ontdekt hij begeerte.
Als hij begeerte heeft vastgesteld,
verdwijnt de drift,
Als de hechting verdwijnt,
is hij bevrijd.
Als hij bevrijd is,
weet hij dat hij bevrijd is.
Hij begrijpt:
geboorte is uitgedoofd.
Het heilige leven is geleefd.
Wat gedaan kan worden is gedaan.
Er hoeft niets meer gedaan te worden.
Aldus sprak de Gezegende.
De monniken verwelkomden in vreugde zijn woorden.
Gedurende zijn uitspraken werden de harten van de duizend monniken bevrijd van smetten door onthechting.