De parabel van het vlot

Alagaddupama sutta Majjhima Nikaya 22

Monniken, ik zal jullie de Damma onderrichten in de gelijkenis van een vlot om over te steken, niet om jullie eraan vast te klampen.
Luister ernaar, overweeg het zorgvuldig, en ik zal spreken.
Stel, een man liep over een pad met vóór zich een uitgestrekte watervlakte.

Met deze oever gevaarlijk en afschrikwekkend,
en de andere oever veilig en niet afschrikwekkend,
maar zonder een boot of brug om van deze oever naar de andere te gaan.
Hij overdacht:
hier is deze uitgestrekte watervlakte,
aan deze oever gevaarlijk en afschrikwekkend,
en de andere oever veilig en niet afschrikwekkend.
Maar zonder een boot of brug voor een oversteek van deze naar gene zijde.
Als ik nu eens gras verzamelde, twijgjes takken en bladeren en die bij elkaar zou binden tot een vlot,
dan zou ik wellicht veilig naar gene zijde kunnen oversteken afhankelijk van het vlot,
en met behulp van mijn handen en voeten.
Dan zou deze man, gras, twijgen, takken en bladeren opgeraapt hebbend,
na ze samengebonden te hebben om een vlot te bouwen,
kunnen oversteken naar de andere oever afhankelijk van het vlot,
met behulp van zijn handen en voeten.
Na overgestoken te zijn naar de andere oever zou hij kunnen denken:
“Hoe nuttig is dit vlot voor mij geweest, want het was in afhankelijkheid van dit vlot en met behulp van mijn handen en voeten dat ik heb kunnen oversteken naar de veiligheid van de andere oever. Waarom zou ik niet, met het vlot meegedragen op mijn hoofd
of op mijn rug, gaan waarheen ik maar wil?”
Wat menen jullie, monniken, zou deze man door dit te doen, doen wat met het vlot moet worden gedaan?
Nee, heer!
En wat moet de man doen om te doen wat met het vlot zou moeten worden gedaan? Stel, het geval dat de man, eenmaal overgestoken, zou denken:
“Hoe nuttig is dit vlot voor mij gebleken, want het was in afhankelijkheid daarvan dat ik, met gebruikmaking van mijn handen en voeten, ben overgestoken naar de veiligheid van de andere oever.
Waarom zou ik niet, nadat ik het aan land getrokken heb of het in het water heb geduwd, gaan waarheen ik maar wil?”
Door zó te doen, zou hij doen wat met het vlot moet worden gedaan.
Op dezelfde wijze, monniken, heb ik de Damma onderricht in gelijkenis met een vlot.
Met de bedoeling om over te steken, niet om eraan vast te klampen.
Bij een juist begrip van de Damma zoals ik die heb onderwezen, in de gelijkenis met een vlot, moeten jullie zelfs damma’s loslaten, nog afgezien van niet-damma’s.